Nieuwsbrief juni
Gerhild van Rooij schrijft over de sarcofagen in onze museumtuin, Hans Molema over wat er aan de hemel te zien is deze maand en het effect op de sterrenkunde door
het ontwerp van de ‘Hollandse Kijker’ in het begin van de zeventiende eeuw, Andries Tóth verklaart aan ons de oorzaak van het kleurverschil tussen Uranus en Neptunus.
Acht juni was de laatste dag van de tentoonstelling ‘Mei Stip en Vilt’. In de volgende nieuwsbrief hopen we u te berichten over de opvolger van deze wissel
expositie.
Het begin van de zeventiende eeuw werd gekenmerkt door allerlei veranderingen. Iets eerder had de Poolse wetenschapper Nicolaus Copernicus al ontdekt dat niet de Aarde, maar de Zon het centrale punt in het planetenstelsel moest zijn… Zijn ideeën wilde hij als goede katholiek (nog) niet wereldkundig maken, het zou onenigheid en onbegrip veroorzaken, daarom duurde het tot 1609 toen het heliocentrisch stelsel door de Italiaanse geleerde Galileo Galileï op de kaart werd gezet. Een jaar eerder presenteerde de Zeeuwse brillenmaker Hans Lipperhey een ‘verrekijker’ die in staat was om objecten over grote afstanden te bestuderen. Hoe vroeg er patent op aan en later werd het instrument bekend als de Hollandse kijker.
Ook Galileï maakte gebruik van een instrument dat ongeveer dezelfde eigenschappen had, hij
ontdekte er kraters op de Maan en de manen van Jupiter mee. Later in de zeventiende eeuw deden Christiaan Huygens en Isaac Newton met behulp van
dergelijke kijkers en nieuw ontworpen telescopen opnieuw ontdekkingen: de ringen van Saturnus werden gezien en gedetailleerd beschreven. Nog weer later (in de achttiende eeuw) werden – ook in
onze provincie) allerlei instrumenten vervaardigd: kijkers, telescopen en zonnewijzers. En de meest bijzondere constructeurs waren de ‘boerenprofessors’, meestal mensen zonder formele
wetenschappelijke opleiding, maar wel met kennis en inzichten, die zij onderling verzamelden en uitwisselden.
We noemen figuren als Jan Pietersz. van der Bildt, zijn kleinzoon Bauke Eisma en niet te vergeten Eise Jeltesz. Eisinga, die in zeven jaar tijd
(1768…1781) aan het plafond van zijn woonhuis in Franeker een werkend model van het zonnestelsel bouwde. Het planetarium werkt nog altijd en toont de actuele posities van de Zon, de Aarde en de
Maan en de toen bekende planeten. Ook is zichtbaar wanneer de Zon en de Maan op komen en onder gaan, de schijngestalten en zelfs de datum en het huidige jaartal worden weer gegeven… Meer dan twee
eeuwen oud, maar nog steeds helemaal bij de tijd!
De foto van Hans Lipperhey in de eerste alinea komt van internet. De 2 foto's van Eise Eisinga en het Planetarium komen uit de privé collectie van
Hans Molema.
In de media